Skip to main content

Op dit moment buigt de Eerste Kamer zich voor de tweede keer over de nieuwe drugswet, die designerdrugs moet aanpakken door grote groepen stoffen in één klap te verbieden. Dankzij experts van Normaaloverdrugs werd in de eerste ronde ontdekt dat de zoetstof aspartaam en gewasbeschermingsmiddel penconazool onbedoeld onder de wet vielen. Voor deze stoffen is nu een uitzondering in de maak. Maar het is pleisters plakken op een gapende wond.

Toch blijft de minister de wet er koppig doorduwen. Bijna de halve supermarkt verboden? Kan gebeuren, zegt ze laconiek. Van reflectie geen spoor. Met een ongekend bord voor haar kop beweert ze in haar beantwoording op vragen van de Eerste Kamer: ‘De kans dat er stoffen tussen zitten die geen gezondheidsschade opleveren, wordt nihil geacht.’ Huh? Dat hebben we eerder gehoord en toen klopte het ook niet.

De regering mag in hun handen knijpen dat wij opletten. En dan te bedenken dat sommige partijen in de Tweede Kamer zich afvroegen of ze onze campagne niet konden verbieden. Het is een ultiem brevet van onvermogen dat de wetgever juist onze zwartgemaakte campagne nodig heeft om haar werk goed te doen.

De regering mag in hun handen knijpen dat wij opletten

Als je het doet, doe het dan goed

Laten we vooropstellen: wij zijn niet voor een generiek verbod op stofgroepen. Een verbod heeft in het beste geval geen enkel effect op het gebruik, in het slechtste geval stijgt het gebruik zelfs. Kijk maar naar 3-MMC, dat de minister zelf nota bene aandraagt als argument om NPS te verbieden. Het gebruik van 3-MMC is sinds 2021 verdriedubbeld, juist sinds het moment dat het verboden is! 

Maar als er dan tóch een stofgroepenverbod moet komen, zorg dan dat die goed in elkaar zit. En dat is nu niet het geval. We zouden in detail kunnen uitleggen waarom de ene stof wel onder het verbod valt en de andere niet. We zouden kunnen laten zien dat de wet is gebaseerd op implicaties in plaats van duidelijke definities. Maar daar gaat het niet om. Het gaat om de wetmaker die zo incompetent is dat het de halve supermarkt verbiedt en als dat aan het licht komt er laconiek een reparatie-artikeltje tegenaan gooit. 

Als het ministerie echt verstand van zaken zou hebben, zouden ze de wet met het schaamrood op de kaken terugnemen en herschrijven. Maar nee, zelfs nadat ze op de tekortkomingen is gewezen, beweert de minister nog steeds dat ‘de verboden stofgroepen voldoende gedetailleerd zijn beschreven.’ Niet dus. 

Wie bepaalt straks wat verboden is?

De gevolgen kunnen desastreus zijn. De regering weet zelf amper wat er onder een stofgroep valt, maar een burger wordt bedreigd met hoge straffen als die het fout doet. Op basis van een ondoorzichtige interpretatie van de wet wordt hij straks in de gevangenis gegooid. Hij is zijn inkomen kwijt, zijn leven staat op zijn kop. En dan heeft die zelf maar te bewijzen dat hij volgens een andere interpretatie onschuldig is. 

Bij wie kan de burger terecht?

En wie gaat daar een oordeel over vellen, als chemici naar de interpretatie van de wettekst moeten gissen? Kan de minister even aangeven bij wie deze burger dan terecht kan?

Er is maar één mogelijke conclusie: de wet in deze vorm moet van tafel. Want tja, aspartaam wordt dan geen harddrug, maar hoe zit het met neotaam, gaskamine, propiconazool, pacolbutrazool, pydiflumetofen, fenylalanine en nog veel meer stoffen die in een ontelbare hoeveelheid toepassingen zijn verwerkt. Ook in alledaagse producten die je koopt in de supermarkt, tuincentra en drogisterijen.

Aanmelden nieuwsbrief

Vink onderstaande optie aan.
Dit veld is vereist.